De gevel krijgt weer glans

Over deze video

vlnr: Haro Koolen, Gert Van den Hoven, Paul Thyssen, Frans Tissen, Frank Janssen, Harry Van der Veen, Frank Bartelen, Steffan Hogenberk, Hans Hooyberg, Philip Hilven, Remco Baartmans

Alle signalen wijzen erop dat we de crisis in de bouw achter ons hebben gelaten. Er wordt gelukkig weer geïnvesteerd. Maar wat voor invloed heeft dat op de gevel? We hebben twaalf experts uit de sector aan tafel uitgenodigd om een gezamenlijke visie te formuleren op de diverse facetten aan een gevel; van ontwerp en materialisering tot montage en onderhoud. Welke trends en noviteiten spelen er op deze gebieden en wat verwachten zij van de (nabije) toekomst.

Volgens Steffan Hogenberk zijn er na de crisis goed geoutilleerde bedrijven overgebleven die ook in staat zijn een kwalitatief beter product tegen een hogere prijs te vermarkten. “Als het gaat om laksystemen, zijn we inmiddels ‘bevrijd’ van de trend van enkellaags laksystemen, ingezet tijdens de crisis. Het mag weer iets meer kosten, maar daar moet dan wel een kwalitatief hoogwaardig product tegenover staan.” Philip Hilven: “We merken dan ook dat er meer vraag is naar een specifieke voorbehandeling als extra garantie naar duurzaamheid toe.” Ook Remco Baartmans kan dat beamen. Hij constateert diezelfde trend naar duurzaam bouwen en ziet een stijgende vraag naar geanodiseerde producten in het kader van truth to materials, waarbij het natuurlijke karakter van het aluminium zichtbaar blijft.

Stijgende prijzen
Philip Hilven: “De gemiddelde kiloprijs van poeders is bijna 2 euro gestegen ten opzichte van 2015. Dat heeft te maken met het feit dat batches veel kleiner zijn geworden en er veel meer variatie is in kleur. Een top 10 aan lakkleuren die 80% van het kleurenpalet uitmaakte, bestaat vandaag niet meer. Architecten zoeken naar een kleur die matcht met de uitstraling van een gebouw; dan wordt de kleur gewoon op maat gemaakt. En dat gaat over procentjes metallic al dan niet bijvoegen.” Haro Coolen: “Een architect of gebouweigenaar wil inderdaad niet meer kiezen uit een boekje, maar een kleur of afwerking zelf bepalen. Dat laat de gemiddelde prijs ook stijgen.” Niet alleen de poederprijs stijgt, ook die van staal. Harry van der Veen: “De staalprijzen zijn echt waanzin. Een aannemer die een werk in november 2016 heeft binnengehaald met een staalprijs van juni 2016 en zijn werk nu gaat uitbesteden, moet terug naar zijn opdrachtgever omdat de prijs 10 tot 15% hoger ligt. Daardoor ontstaat nu enorme onrust op de markt; er heerst een nerveuze sfeer.” Paul Thyssen kan dat helemaal beamen en ziet een andere belangrijke tendens. “Gevelbouwers zijn onderling allemaal werk aan het verschuiven. Zo’n 30% van de gevelbouwers is weggevallen de laatste jaren. Dat is ongeveer gelijk aan het bouwvolume dat is verdampt. Nu de bouw iets aantrekt, ontstaan flinke tekorten in productiecapaciteit. We zien dat gevelbouwers zelf weer productiebedrijven beginnen oprichten.”

Facade-2

Kleuren
Gert van den Hoven: “Als de mogelijkheid bestaat om met kleur te spelen, wordt deze zonder meer aangegrepen. Dat kan met lakken, anodiseren, prints op decoratieve panelen, maar ook met baksteen. Door aan de knoppen te draaien van de oven; iets meer gas of iets meer smoren, krijgt ook de baksteen een unieke uitstraling. Dat kan pas sinds enkele jaren, maar gebeurt steeds meer. Waarom? We hebben weer iets meer lucht. Het sobere en matige is er een beetje af, hoewel het nog lang niet allemaal hosanna is in de bouw. Prijzen staan nog steeds zwaar onder druk. De wens van personaliseren, zoals Haro aangeeft, heeft denk ik ook te maken met het feit dat men er inmiddels gewend aan is. De schilder om de hoek kan bijvoorbeeld alle kleuren maken met zijn mengcomputer. De klant verwacht dat iedereen dat kan.” Paul Thyssen: “Dan is die trend dus één op één te koppelen aan de economie?” Gert van den Hoven: “Absoluut.” Bedenk wel dat de materiaalprijs slechts een fractie is van de totale projectprijs, vult Haro Coolen aan. “Als je alles rekent, installeren en monteren, hoogwerkers, kranen, etc. dan ‘kost’ zo’n afwijkende kleur slechts een paar euro per m2.” Gert van den Hoven: “Die strijd blijft altijd. In de ontwerpfase maakt men zich druk om een paar euro meer, terwijl het in andere fasen met bakken tegelijk eruit gaat.” Toch merken wij dat er in het voortraject een toenemende vraag is naar kwalitatief hoogwaardige producten, benadrukt Steffan Hogenberk nogmaals. “En daar wil men ook best iets extra voor betalen.”

Onderhoud
Waar het geld niet met bakken tegelijk uitgaat, is in het onderhoud van gevels. “Door gebouweigenaren wordt over het algemeen behoorlijk beknibbeld op gevelonderhoud,” zegt Gert van Hoven. “Als we beginnen over bijvoorbeeld een onderhoudsinstallatie op het dak, dan haakt iedereen al snel af. Niet nodig, vindt men.” Frans Tissen verwacht daarin wel een kentering dankzij de nieuwe contractvormen. “In de infra zijn bijvoorbeeld DBFMO contracten al heel gebruikelijk. Contracten, waarbij de opdrachtnemer ook de verplichting tot een x aantal jaar onderhoud aangaat. Dergelijke contracten beginnen nu langzaam ook in onze sector door te dringen.” Momenteel is onderhoud inderdaad nog onze grootste zorg, vult Remco Baartmans aan. “Veelal wordt onderhoud gepleegd door partijen die niet precies weten wat ze doen. Dat brengt in 99,9% van de gevallen schade toe. Dan moeten gespecialiseerde schoonmaakbedrijven de gevel herstellen.” Frans Tissen: “Daarmee worden wij wekelijks geconfronteerd. Gevels die min of meer verruïneerd zijn door ongekwalificeerde schoonmaakbedrijven die gewoon verkeerde middelen inzetten, veelal onder de noemer van nanotechnologie.” Remco Baartmans: “Ik raad het gebruik van deze middelen dan ook sterk af. In Nederland zijn de richtlijnen omtrent gevelonderhoud onduidelijk; er is geen eenduidige visie. Ook niet vanuit de leveranciers. In Duitsland is het wat dat betreft beter geregeld via de stichting Gutegemeinschaft Reinigung von Fassaden. Hier zijn gecertificeerde schoonmaakbedrijven met gecertificeerde producten bij aangesloten. Daar probeer ik iedereen heen te verwijzen.”

Facade-24

Energie opwekken
Gebouwen moeten steeds meer in hun eigen energiebehoefte kunnen voorzien. “De energie die wordt opgewekt met zonnepanelen op het dak volstaat vaak niet meer, zeker niet bij hoogbouw,” zegt Frank Bartelen. “De gevel is dan een mooie optie om daarin een wezenlijke bijdrage te leveren. Je ziet nu innovatieve producten op de markt verschijnen, zoals gevelpanelen met geïntegreerd zonnepaneel of decoratieve- en zonnepanelen in één concept als geventileerde gevel.” Haro Coolen betwijfelt de daadwerkelijke motivatie om via de gevel energie op te wekken. “Vaak wordt hiervoor gekozen omwille van het groene imago.” Gert van den Hoven nuanceert het enigszins. “In Amsterdam is het bijvoorbeeld verplicht om de beoogde prestatie te halen met zonnepanelen. Lukt dit niet met alleen panelen op het dak, dan zal je het moeten compenseren in de gevel of ergens anders.” Frank Bartelen: “Zonnepanelen op het dak plaatsen is inderdaad de voordeligste manier. Maar als een gebouw hoger is dan vier of vijf verdiepingen, dan zal je andere oplossingen moeten bedenken. Commodity panelen recht tegen de gevel zijn een oplossing, maar wordt niet door iedereen als een esthetische oplossing gevonden. Een combinatie van decoratieve- met zonnepanelen in één concept behalen aanzienlijk meer rendement.”

Luchtdicht bouwen
Jim Wuyts verwondert zich over het feit dat nog altijd te weinig aandacht uitgaat naar de basisbeginselen. “Er wordt veel gesproken over de esthetische aspecten van een gevel en over de toevoeging van zonnepanelen om de EPC score te behalen, maar men vergeet de basis. Vandaag de dag bouwt men nog steeds gebouwen die niet voldoen aan normen die in de komende jaren van kracht worden, terwijl dat perfect gerealiseerd kan worden, zelfs met beperkte investeringen. Men investeert blijkbaar liever in goedkope zonnepanelen om de EPC te behalen dan in de ruwbouw en het luchtdichtheidsaspect. Niet sexy genoeg misschien.” Het is volgens Frank Bartelen ook moeilijk visueel te maken. “Daarom kiest men misschien eerder voor een zonnepaneel of andere maatregelen. Echter, zeker als men op enige schaal naar elektrisch vervoer gaat wordt de vraag naar energie van het gebouw fors meer. Vanaf 2020 moet, conform de Europese richtlijn EPBD, alle nieuwbouw bijna energieneutraal zijn. Bijna energieneutraal betekent een energieprestatiecoëfficiënt van bijna 0. Overheidsgebouwen moeten eerder, vanaf 31 december 2018, aan de Europese eis voldoen.” Jim Wuyts pleit voor een dwingendere regelgeving vanuit de overheid met een duidelijke focus op een beperking van de energieconsumptie van gebouwen. Zo zijn nul-op-de-meter woningen volgens hem nog al te vaak een lachertje. “Nul-op-de-meter woningen bekomt men veelal door extra energie of technieken toe te voegen en niet door ervoor te zorgen dat deze geen energie verliezen. Dat is hetzelfde als in de winter met open raam rijden en de verwarming op standje maximaal.”

Facade-9

Verkeerd gebruik
Gebruikers gaan een gebouw ook vaak verkeerd gebruiken, meent Paul Thyssen. “We zien geweldige ontwikkelingen en iedereen staat er volledig achter, maar vaak zijn gebruikers nog niet zover. Er moet dus feitelijk een handleiding komen voor mensen die een pand gaan gebruiken.” Jim Wuyts vult aan: “Ik denk dat we nog een stap verder moeten gaan. In het ontwerp moeten de basisideeën om een gebouw energiezuinig, efficiënt èn comfortabel te maken voorrang krijgen, alvorens allerlei dure systemen te installeren die dan niet optimaal functioneren. Daardoor wordt het in het gebouw uiteindelijk onaangenaam en gaan de gebruikers inderdaad ongewenst ventilatiesystemen uitschakelen en ramen open zetten.” Harry van der Veen is van mening dat de term luchtdicht bouwen veelal verkeerd wordt gebruikt. “Sommige panden lenen zich uitstekend voor een luchtdichte bouwmethodiek met bijvoorbeeld een warmte-terugwininstallatie, maar andere gebouwen lenen zich daar gewoon niet voor. In het voortraject is men heel erg gedreven door subsidiabele mogelijkheden en de BREEAM en LEED eisen van deze wereld. Ik heb het gevoel dat we daarin een beetje doordraven. Dergelijke eisen worden bijvoorbeeld ook gevraagd voor grote distributiecentra. Beetje vreemd als je bedenkt dat de deuren aan de loaddocks vrijwel de hele dag geopend zijn.”

In balans
Ook Frans Tissen is van mening dat moderne gebouwen veelal verkeerd worden gebruikt. “Je ziet tegenwoordig steeds meer dat ideeën en belangen botsen met het gebruiksgemak. Een gebruiker wil bijvoorbeeld bij gelegenheid het raam eens kunnen openen om te ventileren. Dat kan vooral in schoolgebouwen met intensief gebruik van de ruimte soms heel wenselijk zijn.” Jim Wuyts benadrukt dat luchtdicht bouwen niets te maken heeft met een raam al dan niet kunnen open zetten. “Men heeft het ooit in Amsterdam geprobeerd met een gebouw waar geen enkel raam open kon. Dat is heel slecht bevallen. Luchtdicht bouwen gaat enkel over het feit dat als alle ramen gesloten zijn er geen lucht meer mag binnenkomen via ongecontroleerde gaten en kieren. Dit om te voorkomen dat moderne ventilatiesystemen uit balans raken als de wind over- of onderdruk geeft op de gevel. Hoe beter de gevel presteert, hoe minder problemen er ontstaan. Maar als de loaddocks inderdaad de hele dag openstaan, zoals Harry schetst, dan heeft luchtdicht bouwen geen nut en is een BREEAM of LEED certificaat alleen mooi op papier.” Harry van der Veen: “Je zal dat inderdaad per (functie van het) gebouw moeten bekijken in plaats van BREEAM uitsluitend tot een commercieel deel van het traject te maken.”

Facade-7

Gevel als dienst
Paul Thyssen ziet in de gevelbranche initiatieven ontstaan met constructies waarbij de gevel voor een bepaalde tijd geleaset wordt. “De partij die de gevel engineert en plaatst, moet hem ook onderhouden.” Zo’n constructie is volgens Hans Hooyberg de enige juiste tendens. “Leveranciers geven garantie op de gevel, mits deze volgens de voorschriften wordt onderhouden. In de praktijk gebeurt dat niet, dus vervalt in veel gevallen de garantie. De drive daarin is prijsdruk. Als je het concept omdraait waarbij de gevel als dienst wordt aangeboden, krijg je een heel andere dynamiek. Hetzelfde doet Philips; zij verkopen in het Circular Lighting concept licht in plaats van verlichting, waarbij de klant betaalt voor het gebruik van licht. En dus heeft de verlichtingsproducent er baat bij om de lampen zo energiezuinig en kwalitatief hoogwaardig te maken. Datzelfde concept kan prima worden toegepast voor de gevel van gebouwen. Laat de leveranciers de verantwoordelijkheid nemen over de totale levensduur van de gevel.”

Maar waar begin je in de keten, vraag Haro Coolen zich af? “Doet de leverancier van bevestigingsmiddelen ook mee, evenals de lakleverancier van de panelen?” Hans Hooyberg: “Je zal als leveranciers met elkaar de specificaties moeten vastleggen waarna je vervolgens de gebouweigenaar de prestaties van kleur, glans en anticorrosie van de gevel voor een bepaalde periode kunt garanderen.” Philip Hilven heeft zijn twijfels bij dit concept. “Het systeem is denk ik heel utopisch. Het zorgt er anderzijds wel voor dat er voor duurzame oplossingen gekozen wordt, zodat de kwaliteit gegarandeerd blijft.” Haro Coolen: “Mogelijk kies je dan ook voor producten die misschien niet aan het BREEAM vinkje voldoen, maar wel dertig jaar meegaan. Dat wordt dan op dat front ook spannend.” Harry van der Veen: “Wat is duurzaam? Een lange levensduur of ecologisch en milieutechnisch verantwoord? Ik denk dat je ook de C2C gedachte zeker niet mag onderschatten, waarbij het gebruik van materialen die daadwerkelijk te recyclen zijn wordt gestimuleerd.”

Facade-38

Bouwteam
Harry van der Veen is groot voorstander van werken in een bouwteam. “Alleen door samenwerken en goed overleg kom je tot de beste resultaten. “Alle partijen zijn gegarandeerd van de opdracht, doen hun best, zijn betrokken in het voortraject en kunnen ook een centje verdienen. Deze constructies zie ik nog veel te weinig.” Paul Thyssen: “Vaak is het wel zo dat een bouwteam wordt gevormd door partijen die de laagste prijs neerleggen.” Harry van der Veen: “Als je als aannemer en architect een bepaald plan van eisen of kwaliteitseis neerlegt, is dat leidend en is er ook geen reden tot gesteggel achteraf.” Volgens Frank Janssen zou de architect weer een belangrijkere rol moeten krijgen in het voortraject. “De rol van de architect is behoorlijk uitgehold de laatste jaren,” spreekt Gert van den Hoven uit ervaring. “Soms worden we uitsluitend gevraagd om een ontwerp te maken. De technische tekeningen worden dan uitgewerkt door tekenbureaus en de opvolging door de aannemer zelf. Wij moeten onze positie terugvechten.” Ook de positie van de aannemer is veranderd, meent Frank Janssen. “De rol van de aannemer was goed in het verre verleden en had zelf vaklieden in dienst. Nu zijn het meer juristenkantoren geworden. Ieder foutje dat door de onderaannemer gemaakt wordt, wordt afgestraft.” Haro Coolen concludeert: “Best een bijzondere constatering; de aannemer doet niet meer wat hij vroeger deed, maar de architect ook niet meer.”

Harry van der Veen: “Door in een bouwteam te werken, krijgt de architect weer een belangrijke adviserende rol en houdt op zijn beurt ook intensief contact met de opdrachtgever. Op moment er een sterke club is gevormd in het bouwteam, moet de aannemer met verrekt goede argumenten komen om alsnog van partijen afscheid te nemen. Zelfs budget is dan geen issue. Samenwerken, samenwerken en nog eens samenwerken, luidt het devies.” Werken in BIM is dan vaak ook een vanzelfsprekendheid in een bouwteamconstructie, zegt Gert van den Hoven. Harry van der Veen: “Inderdaad. Met als resultaat een kwalitatief hoogwaardig eindresultaat. En wie is daar niet bij gebaat?” Zo krijgt het gebouw en de gevel weer glans.

Categorieën :
Algemeen
Deel dit bericht :

Gerelateerde video’s